-
1 it
informatie technologie (algemene naam voor gecomputeriseerde informatieverwerking en communicatie van gegevens)IT (Information Technology)it1————————it2[ it] 〈 voornaamwoord〉1 het4 〈als ‘leeg’ voorwerp; vaak idiomatisch; bij onovergankelijk werkwoord voornamelijk emfatisch〉5 〈 benaming voor〉 het 〈 in de context bekende referent〉 ⇒ hét, het neusje van de zalm; het probleem; 〈 bij kinderspelen〉 tikkertje 〈enz.〉♦voorbeelden:I dreamt it • ik heb het gedroomdstudy hard and it will help you • studeer hard en het zal je helpenif it hadn't been for him I would have drowned • als hij er niet was geweest was ik verdronkenit says in this book that … • er staat in dit boek dat …it is me • ik ben hetwho is it? • wie is het/daar?it was the Russians who started the cold war • het waren de Russen die de koude oorlog begonnencut it out • hou ermee opI've got it • ik heb een ideeI've really had it today • ik heb het vandaag zwaar gehadshe let him have it • ze gaf hem ervan langsstop it • hou ophe's in for it • hij zal ervan lustenget away from it all • er eens helemaal uit zijnthey made a day of it • ze gingen een dagje uitthat's it, I've finished • dat was het dan, klaar is Keesthat's it • dat is 't hem nu juistyes, that's it • ja, zo is hetthis is it • nu komt het erop aan; ja, inderdaad -
2 I've got it
-
3 clue
n. hint; toespeling--------v. aanwijzing gevenclue1[ kloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aanwijzing ⇒ spoor, hint, tip♦voorbeelden:————————clue21 een tip geven ⇒ een hint/aanwijzing geven♦voorbeelden: -
4 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
5 strike
n. staking; aanval; uitvinding; geluk--------v. slaan; aansteken; toeslaan; toeschijnen; schijnen; opkomen bij; treffen; staken; doorhalen; waarmakenstrike1[ strajk] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 staking♦voorbeelden:————————strike21 slaan ⇒ slaan in/met/op/tegen; uithalen; treffen, raken; aanvallen, toeslaan; aanslaan 〈 snaar, noot〉; aan de haak slaan, vangen; munten, geld slaan; aansteken 〈 lucifer〉; botsen (met/op), stoten (op/tegen)3 wortel (doen) schieten ⇒ stekken; (zich) vasthechten (in)4 aanvoelen ⇒ aandoen, lijken5 (op pad/weg) gaan ⇒ beginnen (met)♦voorbeelden:the clock strikes • de klok slaatstruck dumb • met stomheid geslagenthey were struck silent • ze stonden als verstomdstrike through • doorstrepen, schrappenstrike (up)on • treffen, slaan op; stoten op, ontdekken; krijgen, komen op 〈 idee〉strike at • uithalen naar, een slag toedienen 〈 ook figuurlijk〉struck by lightning • door de bliksem getroffenstrike someone off the list • iemand royerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bereiken ⇒ sluiten, halen4 uitkomen op ⇒ tegenkomen, stuiten op5 ontdekken ⇒ vinden, stoten op6 een indruk maken op ⇒ opvallen, lijken♦voorbeelden:strike a bargain with • het op een akkoordje gooien metdid it ever strike you that • heb je er wel eens aan gedacht dat¶ strike terror into someone's heart • iemand met schrik vervullen/de schrik op het lijf jagen -
6 thing
n. ding, objekt; gebeuren; onderwerp; wezen; idee[ θing]3 schepsel ⇒ wezen, ding♦voorbeelden:1 sweet things • zoetigheid, snoep(goed)not a thing to wear • niks om aan te doen/trekkenit's a bad thing to • het is onverstandig omhave better things to do • wel wat beters te doen hebbena good thing too! • (dat is) maar goed ook!it's a good thing that • het is maar goed/gelukkig datit's a good thing to • je doet er goed aan (om)a lucky thing no one got caught • gelukkig werd (er) niemand gepaktnot the same thing • niet hetzelfdeget a thing done • iets gedaan krijgenmake a thing of • een kwestie/punt/zaak maken vanit didn't mean a thing to me • het zei me totaal nietstake things too seriously • alles te ernstig opnementaking one thing with another • alles bij elkaar genomenand another thing • bovendien, meer nogthe first thing that comes into her head • het eerste (het beste) dat haar te binnen schietfor one thing • in de eerste plaats, om te beginnen; immersa thing like you • iemand van jouw slag/soortknow a thing or two • niet van gisteren zijnknow a thing or two about • het een en ander weten overlet things rip/slide • de boel maar laten waaienbe seeing/see things • spoken zien, hallucinaties hebbenof all things • vreemd genoegwell, of all things! • wel heb ik ooit!I'll do it first thing in the morning • ik doe het morgenochtend meteenthe first thing I knew she had hit him • voor ik wist wat er gebeurde had ze hem een mep gegevenfirst things first • wat het zwaarst is moet het zwaarst wegenit is (just) one of those things • (zo) van die dingen, dat gebeurt nu eenmaal→ close close/, good good/, great great/, hot hot/, near near/, old old/, square square/, warm warm/II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 (dat) wat gepast/de mode is3 het belangrijkste (punt/kenmerk)♦voorbeelden:be not (quite) the thing • niet passen/horenquite the thing • erg in (de mode/trek)the latest thing in ties • een das naar de laatste mode2 just the thing I need • juist/precies wat ik nodig hebthe thing about Stephen • wat Steven zo typeertthe thing is that • het is zaak/het belangrijkste is/het komt erop aan (om/dat)4 just for the fun of the thing • gewoon voor de grap/lol¶ and that sort of thing • en (zo meer) van die dingen, en zonot know the first thing about • niet het minste verstand hebben van→ sure sure/1 spullen♦voorbeelden:that would only make things worse • dat zou het allemaal alleen maar verergerenhow are things, 〈 informeel〉how's things? • hoe gaat het (ermee)?3 things political • de politiek/politieke wereld -
7 this
adj. deze, dit--------adv. dat; dit--------pron. dit; datthis1[ ðis] 〈voornaamwoord; meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 nu ⇒ dit♦voorbeelden:a fine mess, this • een mooie rommel is ditthe points at issue are these: housing, employment, … • de punten waarover het gaat zijn de volgende: huisvesting, tewerkstelling, …this is a rose and that a lily • dit is een roos en dat een leliewhat's all this? • wat is hier (allemaal) aan de hand?this is where I live • hier woon ik〈 Amerikaans-Engels, aan telefoon〉 who is this? • met wie spreek ik?do it like this • doe het zoit's/things are like this • 't zit zo, de zaken liggen zoafter this • hiernaat this • op dit/dat ogenblik¶ this is it! • dit is het einde/geweldig; nu heb ik er genoeg van!they talked about this and that • ze praatten over ditjes en datjesfor all this • niettegenstaande dit alles————————this2〈 bijwoord〉1 zo♦voorbeelden:I know this much, that the idea's crazy • ik weet in elk geval dat het een krankzinnig idee is————————this3〈meervoud: these〉1 dit/deze ⇒ die/dat2 〈 temporele nabijheid〉laatste/voorbije♦voorbeelden:this very moment • op ditzelfde ogenblikdo you want this suit or that one? • wil je dit pak of dat?2 this day • (de dag van) vandaag/hedenshe's so grumpy these days • ze is tegenwoordig zo humeurigthis morning • vanmorgenafter all these years • na al die jaren3 where are you travelling this summer? • waar ga je de komende zomer naar toe?I'm leaving this Wednesday • ik vertrek (aanstaande) woensdag♦voorbeelden:this fellow came cycling along • er kwam een kerel aangefietst -
8 faint
adj. zwak; zwakjes; slap; dun; gedempt; bleek, verbleekt; zachthartig--------n. bezwijming, flauwte--------v. flauwvallen, buiten bewustzijn rakenfaint1[ feent] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 flauwte ⇒ onmacht, bezwijming♦voorbeelden:————————faint2〈bijvoeglijk naamwoord; faintness〉1 flauw ⇒ leeg, wee3 laf♦voorbeelden:2 damn with faint praise • de grond/het graf in prijzen————————faint3〈 werkwoord〉 -
9 tell
v. vertellen; zeggen; weten; duidelijk maken; opdragen2 het/iets verklappen ⇒ het/iets verraden3 (mee)tellen ⇒ meespelen, van belang zijn♦voorbeelden:as far as we can tell • voor zover we wetenyou can never tell/never can tell • je weet maar nooithis blush told of his embarrassment • zijn blos getuigde van zijn verlegenheid2 don't tell! • verklap het niet!his age will tell against him • zijn leeftijd zal in zijn nadeel pleitenthe long drive began to tell (up)on the passengers • de lange rit begon de passagiers zwaar te vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertellen ⇒ zeggen, spreken2 weten ⇒ kennen, uitmaken3 onderscheiden ⇒ uit elkaar houden, onderkennen4 zeggen ⇒ bevelen; waarschuwen♦voorbeelden:tell a secret • een geheim verklappen〈 informeel〉 tell someone where he gets off/to get off • iemand op zijn plaats/nummer zetten〈 informeel〉 tell me another! • maak dat een ander/de kat wijs!I (can) tell you! • ik verzeker het je!〈 informeel〉 you're telling me! • vertel mij wat!tell about/of something • over iets vertellen/berichten2 can you tell the difference? • ken jij het verschil?can she tell the time yet? • kan ze al klok kijken?I could tell by/from his look • ik kon het aan zijn oogopslag zienthere is no telling what will happen • je weet maar nooit wat er gebeurthow can I tell if/whether it is true or not? • hoe kan ik weten of het waar is of niet?3 can you tell these twins apart? • kun jij deze tweeling uit elkaar houden?tell truth from lies • de waarheid van leugens onderscheiden4 I told you so! • ik had het je nog gezegd!something tells me that … • ik heb zo het idee dat …I'll tell you what: let's stop • weet je wat?: laten we ermee ophouden〈 informeel〉 tell someone off (for something) • iemand (om iets) berispen/op zijn nummer zetten -
10 think
n. gedachten--------v. denken; nadenken; geloventhink11 gedachte♦voorbeelden:2 have a hard think about • diep/hard nadenken over————————think22 het verwachten ⇒ het vermoeden/in de gaten hebben♦voorbeelden:let me think • wacht eens (even)think for oneself • zelfstandig denken/oordelenthink to oneself • bij zichzelf denkenthink ahead to • (vooruit)denken aanthink aloud • hardop denken, zeggen wat men denktthink back to • terugdenken aanyes, I think so • ja, ik denk/geloof van welI don't think so, I think not • ik denk/geloof van nietthink twice • er (nog eens) goed over nadenkenthink about moving • er ernstig over denken om te verhuizenwhat are they thinking about? • waaraan denken ze?2 I thought as much • dat was te verwachten, ik vermoedde al zo iets〈slang; ironisch〉 you did a nice piece of work, I don't think • dat heb je (werkelijk) fantastisch gedaan (maar niet heus)→ think of think of/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denken ⇒ vinden, geloven3 overwegen ⇒ (eraan/erover) denken, (half) van plan zijn, willen5 (in)zien ⇒ zich voorstellen, begrijpen6 verwachten ⇒ vermoeden, bedacht zijn op♦voorbeelden:1 think someone pretty • iemand knap/mooi vindenit is not thought proper • het hoort nietthink about/of • vinden/denken van, staan tegenover 〈 verklaring, beslissing, aanbod〉think out for oneself • voor zichzelf beslissen/bepalenshe thought away the whole afternoon • ze heeft de hele middag zitten (na)denkenthink out • overdenken, goed (na)denken overthink over • overdenken, in bedenking/overweging houdenone day to think the matter over • één dag bedenktijdthink through • doordenken, (goed) nadenken overthink up • bedenken, verzinnenand to think (that) • en dan te moeten bedenken datthink what you're doing • bedenk wat je doetI can't think now what her name was • haar naam wil me nu niet te binnen schietenthink nothing of something • iets niets bijzonders vinden, zijn hand voor iets niet omdraaienthink nothing of it • dat is niets/helemaal niet erg; geen dank, graag gedaan
См. также в других словарях:
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ei — Etwas beim Ei anfangen: von vorne anfangen, von Grund auf lernen; geht schon auf lateinische Wendungen zurück: ›ab ovo incipere‹; ›Omne vivum ex ovo‹. In Martin Wielands ›Oberon‹ heißt es (5,14): »Die gute Mutter fängt beim Ey die Sache an / Und… … Das Wörterbuch der Idiome
Idioma neerlandés — Neerlandés Nederlands Hablado en Países Bajos Curazao … Wikipedia Español
Négation (linguistique) — Pour les articles homonymes, voir négation. En linguistique, la négation (du latin negare, nier)[1] est une opération qui consiste à désigner comme fausse une proposition préalablement exprimée ou non ; elle s’oppose à l’affirmation. Bien… … Wikipédia en Français
Pieter Geyl — Pieter Catharinus Arie Geyl, né le 15 décembre 1887 et mort le 31 décembre 1966, est un historien néerlandais, connu pour ses travaux sur les Provinces Unies et sur l historiographie. Sommaire 1 Études et début de carrière 2 La Seconde Guerre… … Wikipédia en Français
Aan eenen jongen visscher — Das Homomonument ist ein Denkmal im Zentrum von Amsterdam am Westermarkt, bei der Westerkerk. Es wurde nach einem Entwurf der niederländischen Künstlerin Karin Daan (* 1944) gebaut und ist allen homosexuellen Menschen gewidmet, die aufgrund ihrer … Deutsch Wikipedia
Homomonument — Das Homomonument ist ein Denkmal im Zentrum von Amsterdam am Westermarkt, bei der Westerkerk. Es wurde nach einem Entwurf der niederländischen Künstlerin Karin Daan (* 1944) gebaut und ist allen homosexuellen Menschen gewidmet, die aufgrund ihrer … Deutsch Wikipedia
schlagen — Ehe ich mich schlagen lasse ist eine Redensart, mit der man dem Nötigenden nachgibt; Sich breitschlagen lassen: sich nach anfänglichem Widerstreben zu etwas bereit erklären; Sich geschlagen geben: vor allem heute in einer Diskussion keine… … Das Wörterbuch der Idiome
Ulf Miehe — (* 11. Mai 1940 in Wusterhausen; † 13. Juli 1989 in München) war ein deutscher Schriftsteller, Drehbuchautor und Filmregisseur. Er veröffentlichte auch unter dem Pseudonym Robert Artner. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Auszeichnungen … Deutsch Wikipedia
Flotte des Indes — Pour les articles homonymes, voir Flotte (homonymie). Séville au XVIe siècle. La Flotte des Indes (Flota de Indias en espagnol) était une flotte organisée en convoi par l … Wikipédia en Français